Maar er was wel een wereld voor hem opengegaan: die van kunst en cultuur, bovendien had hij er goed Nederlands leren spreken.
Terug in Schuinesloot kon hij niet meer aarden in het eenvoudige boerenmilieu. Een bestaan van 12 ambachten en 13 ongelukken volgde, her en der in Nederland. In 1971 ging hij in Amsterdam wonen, waar hij in 1973 Henk Gerritsen ontmoette. Vanaf 1978 keerde hij regelmatig terug naar Schuinesloot om er samen met Henk te tuinieren. In 1981 richtte hij samen met Henk de vereniging De Oeverlanden Blijven! op om de noordelijke oeverlanden van de Nieuwe Meer in Amsterdam te redden van gemeentelijke bouwplannen, wat in 1985 lukte.
In 1983 vestigde hij zich definitief in Schuinesloot. In de gelukkige jaren die volgden ontwikkelde Anton een grote artisticiteit, die tot dan toe verborgen was gebleven. Hij versierde de Priona tuinen met allerlei vreemdsoortige sculpturen, schikkingen en boeketten (zie: "Tierelantijnen") en ontwikkelde zich tot een uitmuntend fotograaf. Zijn foto's werden gepubliceerd in tal van tijdschriften en boeken, o.a. in "Potsierlijk", "Eenjarigen zo gezaaid" en "Groen in geuren en kleuren" van Elisabeth de Lestrieux, in "Droomplanten", dat Henk samen met Piet Oudolf schreef en in het boek over de Priona tuinen: "Spelen met de natuur". Tientallen ansichtkaarten van zijn werk zijn in een miljoenenoplage over de hele wereld verspreid.